'De schilder toont weer een vracht aan poserende, peuterende, wachtende, turnende, luisterende, lezende, knutselende, pratende en zich uitslovende lijven. De lichamen schikken zich in hun rol, zij zijn verwikkeld in handelingen tot en met elkaar. Wat hun bezigheid precies inhoudt blijft doorgaans een raadsel. Kazuifels, folkloristische dracht, plechtstatige gewaden, uniformen vormen de diverse vermommingen waarmee de mens zich gehoorzaam een weg doorheen Jans wereld baant'. (Koen Van Hoeylandt, 2020, fragment uit tekst bij een tentoonstelling Het Lichaam van)